Ontwikkelingen
Rentevisie 2025
Net als de afgelopen jaren is er ook op dit moment nog steeds sprake van een overliquiditeit, maar wanneer wij weer financiering op de kapitaalmarkt aan moeten trekken, zullen wij de nieuwe, hogere marktprijzen moeten betalen. Deze tarieven zijn opgebouwd uit een werkelijke rente (afgeleid van de renteswap), een liquiditeitsopslag (bepaald door de beschikbaarheid van liquide middelen) en een risico-opslag (die voor gemeenten nagenoeg nihil is). Waar wij tien jaar geleden liquiditeitsopslagen zagen van 0 tot 1 basispunt (0,00 tot 0,01%), die werd gehanteerd voor leningen met looptijden tot wel 50 jaar, zien wij nu (28 augustus 2024) opslagen die met name voor langere looptijden flink oplopen. Een opslag voor 10 jaar ligt nu op circa 0,40%, ruim 3x zo hoog als een jaar geleden. Een opslag voor 40 jaar, die vorig jaar nog ongeveer 0,55% bedroeg, is opgelopen naar bijna 0,80%. Wel zien we een afname van de swaptarieven, naarmate de looptijd langer is. Een swap voor 10 jaar kost op dit moment 2,56% en voor 40 jaar 2,21%. De leningen voor deze looptijden zijn nagenoeg gelijk, rond de 3,00%, omdat de opslag op de 40-jarige lening hoger is dan op de 10-jarige. Ondanks de fors hogere opslag is de lange lening dus toch nog iets goedkoper. Het betreft hier fixe leningen, dus leningen die aan het eind van de looptijd aflossen. Hoewel het nooit met zekerheid kan worden gezegd, verwacht eigenlijk niemand dat de rente ooit nog naar negatieve niveaus zullen gaan, of richting de nul procent zullen bewegen. Wel zijn veel analisten van mening dat de kapitaalmarkttarieven (dus voor leningen met lange looptijden) in het komende jaar nog iets zullen afnemen. Een hogere rente is goed voor banken, verzekeraars en personen en organisaties met overtollige middelen, maar ongunstig voor kapitaalintensieve bedrijven en de huizenmarkt. Daar zien wij overigens dat de prijzen nog steeds erg hoog zijn, ondanks de hoge hypotheekrentes, maar doorlooptijd van verkopen iets is toegenomen. De rente heeft tot gevolg dat bij de actuele huizenprijzen de hypotheeklasten fors toenemen. Bij het overstappen van een oude naar een nieuwe koopwoning is dat effect deels weggenomen door de hogere verkoopopbrengst van de oude woning, maar voor starters is het een erg moeilijke markt. Waarbij, door een grote schaarste aan woonruimte, ook de huren op een erg hoog niveau liggen.
Gas- en energieprijzen zijn redelijk gestabiliseerd. Ondanks de onrust in het Midden-Oosten en nog steeds in Rusland en Oekraïne, wordt daar ook geen enorme stijging verwacht voor de komende periode. Vanuit de olie producerende landen wordt de productie wel enigszins geremd, wat een iets hoger prijsniveau voor olie tot gevolg heeft. De inflatie is beperkt en de looneisen voor nieuw af te spreken cao’s, die tot structurele kostenstijging en dus extra inflatie leiden, zijn afgenomen ten opzichte van de afgelopen twee jaar.
In de paragraaf Weerstandsvermogen en Risico's wordt er rekening mee gehouden dat de feitelijke rente anders kan verlopen. In de alinea over renterisicobeheer blijkt dat de kosten van een eventuele rentestijging meer gedempt worden door een grotere spreiding van de leningenportefeuille dan de minimale spreiding die de wettelijk kaders voorschrijven. In de doorrekening van de begroting gaan wij in het jaar 2025 voor de korte rente uit van 3,0%, waarbij dit een rente is die wij ontvangen omdat wij verwachten dat er het gehele jaar sprake zal zijn van een positieve liquiditeit. Op dit moment ligt de korte rente met circa 3,65% nog iets boven dit percentage, maar de markt verwacht een afname van de geldmarktrente in de komende kwartalen, omdat de ECB haar tarieven vrijwel zeker zal gaan verlagen. Dit is in juni al gebeurd. Daar verlaagde de ECB haar depositorente met 0,25% tot 3,75%. Op dit tarief is onze korte rente gebaseerd; bij de schatkist wordt ongeveer 0,10% minder ontvangen dan de ECB rente. Als gevolg van de rente die wij op onze liquiditeit ontvangen is de omslagrente in 2024 gedaald naar 0,2%. Voor 2025 zal vooralsnog ook van dit rentepercentage als renteomslag worden uitgegaan. Mogelijk kan, nu de rente oploopt, gebruik worden gemaakt van projectfinanciering. Dat zou betekenen dat de binnen integrale leningenportefeuille pas op een later moment nieuwe leningen hoeven te worden aangetrokken, waardoor de omslagrente voor een langere periode laag zal blijven. Als geen gebruik wordt gemaakt van projectfinanciering, zal naar verwachting geen lange lening nodig zijn in 2025. Voor de lange rente gaan wij in prognoses uit van 3,5% voor de jaren 2025 en verder.
De verschillen tussen lange en korte rente blijven relatief klein. Lange leningen hebben een forse liquiditeitsopslag, waardoor de rentewinsten van banken (die kort lenen en lang uitlenen) zal toenemen. Een risico-opslag voor leningen, die commerciële partijen betalen op basis van hun risicoprofiel, is voor gemeenten niet van toepassing.
Overige ontwikkelingen
Gemeente maken verplicht gebruik van Schatkistbankieren (het plaatsen van overtollige liquide middelen op een rekening bij het Ministerie van Financiën. De tarieven die het ministerie hanteert volgen de ECB tarieven (die banken ontvangen en/of betalen wanneer zij gebruik maken van leningen en/of deposito’s via de rekening bij de centrale bank. De tarieven zijn fors opgelopen. Banken weten vooraf niet of de ECB de tarieven zal verhogen of dat ze die gelijk zullen houden. Een verhoging is vaak 0,25% of 0,50%. Zelfs vlak voor een vergadering van de ECB wordt er nog gespeculeerd over een eventuele verhoging en welke mutatie dan zal worden gehanteerd. Dat betekent dat verwachte rendementen voor kasgelden, die lopen gedurende een periode waarin de ECB rentevergaderingen heeft, op basis van verschillende interpretaties uiteen kunnen lopen. Wij plaatsen onze overtollige middelen deels bij gemeenten die korte financieringsbehoefte hebben. Bij het bepalen van een prijs moeten ook wij een inschatting maken van de verhogingen, om zo te kunnen berekenen of het aantrekkelijker zal zijn om geld bij de centrale bank aan te houden of om geld bij een gemeente te plaatsen. De actuele ECB depositorente (deze is de basis voor rekening courant tarieven van de ECB) ligt op 3,75%. Verwachting is dat er in 2024 nog één of twee renteverlagingen zullen worden doorgevoerd. De prijzen op de geldmarkt zijn op deze verwachting afgestemd.
De overliquiditeit die wij per ultimo 2024 verwachten bedraagt 154 miljoen euro. Daarover wordt een gemiddeld rendement van 3,5% verwacht gedurende de tweede helft van 2024. Dat is een substantieel bedrag. Om deze reden zal de omslagrente in 2024 op 0,20% of zelfs lager uitkomen en wordt dat percentage ook voor 2025 gehanteerd.
Om de nationale schuld en het Nederlandse begrotingstekort te beheersen zijn er afspraken gemaakt tussen het Rijk en de gemeenten. Deze afspraken zijn in een wet vastgelegd, de zogenaamde Wet HOF (Houdbare overheidsfinanciën). Binnen de rijksbegroting zorgen de loonkosten voor een behoorlijke stijging. Ook met de opvang van ontheemden zijn nog steeds grote bedragen gemoeid, die aan gemeenten worden uitbetaald in de vorm van een bijdrage. Prognoses zijn door het rijk naar boven bijgesteld. Deze uitgaven werken eveneens negatief op de staatsschuld. Los van het volume van de schuld, die zal toenemen als gevolg van de uitgaven, zullen de rentelasten progressief stijgen omdat de tarieven van nieuw aan te trekken financiering fors hoger zal zijn dan de tarieven die overheden de afgelopen jaren over hun schuld moesten betalen.
Eind 2014 is de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO), als onderdeel van de Wet Financiering Decentrale Overheden (FiDO), aangepast. Intussen is dat bijna 10 jaar geleden. De ratingeisen die in deze regeling worden aangegeven zijn intussen achterhaald nu verplicht gebruik moet worden gemaakt van schatkistbankieren, maar zijn binnen de wet nog niet geactualiseerd. Wel is er een kleine drempel, die buiten deze verplichting geldt. Daarom hanteren wij in ons treasurystatuut voorlopig nog een ondergrens van AA-.
De administratieve organisatie van de treasuryfunctie is georganiseerd conform het door uw Raad op 21 mei 2024 vastgestelde Treasurystatuut. Het statuut is in werking getreden per 1 januari 2024. Het bevat geen wijzigingen ten aanzien van de administratieve organisatie.