Algemene en specifieke uitgaafrisico's
Renteramingen
De invloed van rentemutaties op onze begroting is met name gerelateerd aan de omvang van de kort geld financiering en de omvang van te herfinancieren langlopende leningen en van leningen waarvoor renteherziening gaat plaatsvinden. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met een gefaseerd toenemend rentepercentage. Onze huidige liquiditeitspositie geeft aan dat we op korte termijn (< 1 jaar) geen of geen grote leningen hoeven aan te trekken. Voor de middellange termijn is dit nog lastig te beoordelen en is de liquiditeitspositie van diverse variabelen afhankelijk (investeringsvolume, bijdragen Rijk etc.). De kans op tegenvallers t.a.v. renteramingen neemt toe, vooral indien de volgende situaties zich gelijktijdig gaan voordoen: stijgende renteniveaus, afnemende omvang van financiering met eigen vermogen en toename en/of snellere besteding van verleende investeringskredieten. Een stijging van de rentelasten zal - zeker in de eerste jaren - een gefaseerde beperkte doorwerking hebben op de begroting, omdat de rentestijging alleen effect heeft op kort geld financiering en nieuw aan te trekken geldleningen. Gelet op de huidige kapitaalmarkt houden we rekening met een renterisico van 2% (post van 2,2 mln.) tegen een midden kans dat het risico zich voor zal doen.
Inflatie
Loon- en prijsontwikkeling aan de uitgavenkant van de begroting. In de risicomatrix is het effect van 1% additionele stijging van lonen en prijzen voor de algemene middelen verwerkt (post van € 6,3 mln). Gezien de instabiele marktontwikkelingen (kosten- en rentestijgingen met effect op loonontwikkelingen kwantificeren we als een hoog risico)
BTW verrekenbaar
Het is denkbaar dat in de toekomst btw op investeringen waarbij meerdere partijen betrokken zijn, niet altijd en geheel verrekenbaar is. Begin 2020 zijn hierover signalen van de belastingdienst ontvangen. Het gaat met name om situaties waarin de gemeente voor een prestatie enerzijds een vergoeding van een derde ontvangt met btw en anderzijds tenminste een gelijk bedrag aan die derde betaalt (subsidieert) waardoor per saldo geen vergoeding voor een prestatie wordt betaald en dus geen sprake kan zijn van btw. Mocht dit landelijk voor alle gemeenten gaan gelden dan heeft dit stevige financiële gevolgen. We onderzoeken en volgen de landelijke ontwikkelingen op de voet waarbij ingeschat wordt dat dit risico de komende 5 jaar zal blijven bestaan. Temeer daar de Belastingdienst hiervan op de hoogte is maar hierop nog geen actie onderneemt.
Compensabele BTW
De belastingdienst heeft voor de jaren tot en met 2018 in 2019 de controle afgerond. Het risico op terugbetalingen bij toekomstige controles schatten wij in op € 100.000 per jaar tegen een midden risico.
Meerwaardebeding - vennootschapsbelasting
Gemeente heeft als het ware een toekomstige vordering op de woningeigenaar in de vorm van het meerwaardebeding. De belastingdienst kan zich op het standpunt stellen dat gezien het hier een contractuele verplichting betreft gemeente deze vordering moet beschouwen als een gerealiseerde inkomst. Het risico wordt geschat op €600.000 met een midden risico.
Meerwaardebeding - overdrachtsbelasting
Gemeente heeft medewerking verleend aan een verkoop onder voorwaarden waarbij een koperskorting wordt verleend. Het gevolg hiervan is dat de woningen in feite onder de marktprijs worden verkocht, waardoor de Staat belasting misloopt. Onder strikte voorwaarden worden dergelijke verkopen onder de marktprijs gehonoreerd. Mocht belastingdienst zich op het standpunt stellen dat niet aan alle voorwaarden is voldaan kan aan de kopers een strafheffing worden opgelegd (2% overdrachtsbelasting over de marktwaarde). Het risico wordt geschat op €400.000 met een midden risico.
Inhuur ZZP constructie
Aan de hand van het Deliveroo-arrest (april 2023) zijn er nadere eisen gesteld aan het inhuren van ZZP’ers. Daarbij heeft de rechter aangegeven dat bepaalde zaken nader geregeld moeten worden door aanpassing van wetgeving door het Ministerie. Wel is er een winstwaarschuwing gegeven dat de belastingdienst en pensioenfondsen aan de hand van dit arrest bij werkgevers een claim kunnen neerleggen als zij veronderstellen dat de ZZP constructie feitelijk een arbeidsovereenkomst had moeten zijn. In 2024 loopt er een intern onderzoek bij HR om de eventuele risico's voor de gemeente nog nader in beeld te brengen. Belastingdienst heeft aangekondigd om te handhaven vanaf 2025, vraag is of dat bij Zwolle gaat gebeuren. Financiële consequenties kunnen groot zijn als de belastingdienst een vordering voor loonbelasting en volksverzekeringen indiend en het pensioenfonds de pensioenpremies gaat innen. De hoogte van deze consequenties zijn nu nog niet te overzien, daarom is het risico als PM ingeschat.
RVU Regeling
In de cao Gemeenten is opgenomen dat medewerkers die voldoen aan de gestelde voorwaarden vanaf 1 januari 2024 gebruik zouden kunnen maken van een RVU-regeling. Hierin is opgenomen dat medewerkers maximaal 2 jaar voor hun AOW gerechtigde leeftijd vervroegd kunnen uittreden en vervolgens van de werkgever maandelijks een bedrag ontvangen dat gelijk staat aan de RVU-drempelvrijstelling. In de cao gemeenten 2024 is het aantal ABP dienstjaren verlaagd van 43 naar 41 jaar, daardoor is het aantal mogelijke deelnemers verhoogd van circa 40 naar circa 47 medewerkers die er op recht hebben en op basis van de RVU-drempelvrijstelling 2024 zal het ongeveer € 1.1 mln. gaan kosten verdeeld over de jaren 2024 tot en met 2028. Het risico wordt laag ingeschat.
Aanbestedingsnadelen
Bij de onderhouds -en vervangingsopgave binnen het beheer van de openbare ruimte geldt heel en veilig als ondergrens. Uitgangspunt daarbij is een risicogestuurde en kostenefficiënte werkwijze. Als gevolg van marktomstandigheden (o.a. prijsstijgingen, schaarste op de arbeidsmarkt en leveringsvertragingen / - problemen) kan het toch zijn dat geprogrammeerde werkzaamheden duurder uitvallen en niet binnen beschikbare middelen kunnen worden uitgevoerd. Indien als eerste beheersmaatregel niet getemporiseerd (of afgeschaald) kan worden -de minimale onderhoudsbehoefte tem behoeve van een veilige en leefbare openbare ruimte moet immers worden gerealiseerd en gestelde kwaliteitseisen moeten worden behaald- resulteert dit in tegenvallers. Deze tegenvallers als gevolg van veranderende -soms grillige- marktomstandigheden zullen daarom ten laste van de algemene middelen worden gebracht.
Vennootschapsbelasting (Vpb)
Tot en met 2021 is een definitieve aanslag opgelegd door de Belastingdienst. In de eerste jaren sinds de invoering van de vpb in 2016 heeft gemeente de mogelijkheid gehad tot verrekening van fiscale verliezen. Sinds het fiscale jaar 2020 is gemeente in een belasting betalende positie terecht gekomen. Dit werkt door naar de jaren 2022, 2023 en verder. De toekomstige vennootschapsbelastinglast voor het grondbedrijf is sterk afhankelijk van factoren zoals de marktontwikkeling en timing van de verkopen. De grondprijsstijgingen van afgelopen jaren komen door verkopen in het grondbedrijf tot uiting in de Vpb-positie van het grondbedrijf. Door de toename van de parkeerbewegingen ten opzichte van de COVID-periode zit ook in de Vpb-afdrachten op parkeren een stijging. Specifieke risico’s voor de vpb bevinden zich in de lopende procedures omtrent reclame inkomsten, tankstations en het meerwaardebeding. Voorlopig houden we € 1 miljoen aan als risicobedrag met een midden risico.
Rechtspositie brandweervrijwilligers
De rechtspositie van brandweervrijwilligers is in strijd met de normen uit Europese en internationale regelgeving en jurisprudentie van het Europese hof. Er wordt binnen de VRIJ en landelijk gewerkt aan de verdere invulling van de rechtpositie van brandweervrijwilligers. Op twee onderdelen, kazernering en consignatie vrijwilligers, is met redelijke zekerheid te zeggen dat invoering zal plaatsvinden. Het gaat dan om meerkosten van € 700.000. Verwachting is nu dat niet eerder dan in Q4 2024 besluitvorming te verwachten is. Of daarin ook de overige € 1.000.000 in mee wordt genomen is nog niet duidelijk evenals de noodzaak hiervan. Implementatie zal enkele jaren duren waardoor invoering in 2026/2027 wordt verwacht. Uitgangspunt blijft dat het Rijk de extra kosten gaat compenseren. Of dit plaats gaat vinden en voor welk deel zal ook pas later duidelijk worden.
Indexering Subsidie.
De ontwikkeling van de CAO-index van gesubsidieerde partijen kan afwijken van de door ons gehanteerde subsidie-index. Indien nodig kan per gesubsidieerde partij ingezet worden op beheersmaatregelen.
Beschermd wonen
De taak beschermd wonen is een regionale taak waarvoor de centrumgemeenten een decentralisatie-uitkering van het Rijk ontvangen. Het historisch bepaalde budget dat Zwolle als centrumgemeente ontvangt voor bestaande cliënten, wordt (zoals het nu lijkt) vanaf 2026 in zeven jaar afgebouwd tot 0. Gemeenten krijgen vanaf 2026 een eigen, objectief bepaald budget voor deze taak. Dit objectieve budget groeit in zeven jaar tot een structureel niveau met daarin een korting verwerkt van meer dan 20% t.o.v. het huidige regionale budget. Mede gezien deze verandering is het van belang dat meer wordt ingezet op beschermd thuis en ambulante ondersteuning. Het risicoprofiel is beoordeeld op laag aangezien er nog voldoende tijd is om passende beheersmaatregelen te treffen en er nog een reserve beschikbaar is. De hoogte van risicobedrag van € 2,9 mln. is gebaseerd op het aandeel Zwolle in het regionaal budget met een laag risico.
Vluchtelingen en asielzoekers
We verkennen opvanglocaties voor vluchtelingen en statushouders en bouwen verder aan een inclusieve samenleving waarin we nieuwe Zwollenaren betrekken. De impact op zorg-, onderwijs en participatievoorzieningen nemen we mee in onze keuzes. Bij keuzes over huisvesting en opvang houden we rekening met de draagkracht van inwoners en organisaties en hierover voeren we gesprek in en met de stad. De wettelijke verplichtingen zijn leidend voor ons beleid en dit betekent dat wij ook de komende jaren tijdelijke en permanente locaties zoeken voor opvang en huisvesting. De verwachting is dat de middelen naar de toekomst toe niet toereikend zijn. We nemen een bedrag van 2 mln. met midden risico.
Locatie Kegelhuis
Het gerechtshof heeft op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in de hoger beroepszaak tussen de gemeente Zwolle en stichting Zwols Kegelhuis. De rechter heeft geoordeeld dat de stichting vanaf 1 januari 2012 zonder recht of titel gebruik maakt van het Kegelhuis aan de Van Wevelinkhovenstraat 103. Het gerechtshof beveelt Stichting Zwols Kegelhuis om de percelen te ontruimen en ontruimd op te leveren en ter beschikking te stellen aan de gemeente Zwolle voor 1 september 2024. Na ontruiming en oplevering van het Kegelhuis door de stichting is de gemeente voornemens het pand op korte termijn te slopen.
Daarnaast is stichting Zwols Kegelhuis door de rechter veroordeelt tot betaling van de proceskosten aan de gemeente. De stichting heeft aangegeven op dit moment niet voldoende financiële middelen te hebben daarvoor. De gemeente is bereid een betalingsregeling te treffen. De mogelijkheid tot cassatie door de stichting staat open tot drie maanden na de uitspraak van het Hof.